De Gele Rijders en ik, geschreven door Hans Rijnbende, Gele Rijder van sep 1963 tot nov 1964

De Gele Rijders en ik

Koning Willem II (1792–1849)

Prachtige uniformen

In 2008 bestond het Korps Rijdende Artillerie alweer 215 jaar. Het Korps, de Gele Rijders genoemd, werd opgericht 21 februari 1793. De prachtige uniformen met de gele of gouden tressen bezorgden het Korps de bijnaam “Gele Rijders”. In 1842 kreeg het Korps van koning Willem II deze uniformen en tijdens galavoorstellingen worden ze nog steeds gedragen. (zie foto 1)

Slag bij Quatre Bras

Al in 1794 bewees het Korps zijn waarde door in België de Fransen bij de Maas tegen te houden, waardoor het Nederlandse Leger voor omsingeling werd behoed. In 1815, onder Prins Willem, leverden de Gele Rijders slag bij Quatre Bras en in 1830 trokken ze mee in de tiendaagse veldtocht.

In 1937, het jaar dat hij met Juliana trouwde, werd Prins Bernhard kapitein bij de Gele Rijders.

Rijdende Artillerie

De Rijdende Artillerie heeft een nauwe historische band met het Koninklijk Huis en de stad Den Haag. Tijdens de regering van Koning Willem II gingen de Gele Rijders aan kop in de Koninklijke stoet bij de opening van de Staten-Generaal.

Plechtigheden

Tegenwoordig is de eenheid verantwoordelijk voor het afvuren van saluutschoten bij plechtigheden rond het Koninklijk Huis. Ze deed dat onder meer bij het huwelijk van kroonprins Willem Alexander en prinses Maxima, de geboorte van erfprinses Amalia en bij de begrafenissen van prins Claus, prinses Juliana en prins Bernhard. Bij de laatste uitvaart begeleidden officieren van de Rijdende Artillerie de affuit waarop de kist van de Prins was geplaatst. Op Prinsjesdag geeft een batterij van de Gele Rijders minuut-schoten af van het moment dat de Koningin het Paleis verlaat totdat zij daarin is teruggekeerd.
Het woord artillerie is afgeleid van het Latijnse woord Ars (kunst), Tirare (schieten) of Tollere (werpen). De naam Artilia (kunstig werktuig) was voor het ontstaan van de artillerie een verzamelnaam voor oorlogswerktuig welke konden werpen en slingeren ook wel bekend als spangeschut.

De Romeinen en Grieken gebruikten dit spangeschut in hun tijd voor belegeringen door middel van onder andere catapulta’s. Tijdens de middeleeuwen werd het spangeschut ingezet bij de belegeringen van kastelen en steden. Men gebruikte onder andere rottend afval, en vaten brandend pek om weg te slingeren.

IJzeren kogels

Het eerste vuurschot werd gelost tijdens de honderdjarige oorlog (1340-1450), de toenmalige kanonnen konden maximaal 12 stenen afvuren met een bereik van 750 meter.  In de 15e en 16e eeuw ontwikkelde de klokkengieters handzamere en effectievere kanonnen zoals de “bronzen Kartouw”en “slang”. Op een van de wielen werd tevens een affuit geplaatst hierdoor kan het geschut ook in het veld gebruikt worden. Hiernaast werd het buskruit gekorreld dit was effectiever dan de poedervorm welke men eerst gebruikte. Vanaf deze periode gebruikte men tevens ijzeren kogels, vuurballen en linnen zakken gevuld met schroot en kogels om af te schieten

14e eeuw Nederland

Men schat dat in het midden van de 14e eeuw in Nederland het vuurgeschut in gebruik werd genomen er zijn echter geen precieze datums hiervan bekend. In de loop der jaren van de 14e eeuw beschikte de meeste steden over vuurgeschut, dit veranderde de oorlogsvoering in Nederland voorgoed. Men gebruikte het vooral voor stadsoorlogen en het belegeren van kastelen.

15e eeuw Bourgondische Rijk

In deze eeuw behoorde Nederland toe aan het rijkdom van de hertogen de Goede en de Stoute. Zij stelde het gebruik van vuurgeschut onder toezicht van de staat. Hiermee werden tevens de rangen kanon-of busmeester en meester der artillerie ingevoerd. De mannen die het zware geschut ter water vervoerde werden “matrozen van het geschut” genoemd, zij hielpen tevens bij de bediening. Daar het “leger” steeds groter werd richtte hertog de Stoute in 1471 een beroepsleger op waar ook de artillerie onder kwam te vallen.
Toen in 1515 Karel de V Heer der Nederlanden werd richtte hij diverse artilleriescholen op om te zorgen dat de artillerie geoefend zou blijven. Daarnaast werd in 1544 een standaardisatie van vuurgeschut ingevoerd. Men beperkte het tot vijf verschillende kalibers om van de grote diversiteit die in de loop der jaren was ontstaan af te komen.

16e – 17e eeuw

De tachtigjarige oorlog duurde van 1568 tot 1648 deze oorlog ontstond door verzet tegen het Spaanse gezag en de geloofsvervolgingen. Omdat Nederland verliezen leed bij diverse steden besloot men tegen het einde van de 16e eeuw om de uitmuntende militair strateeg Prins Maurits (zie foto 5) tot opperbevelhebber te noemen van een klein maar goed getraind leger waarin de artillerie een belangrijke rol speelde. Onder zijn bewind werd het artilleriesysteem drastisch vernieuwd. Men standaardiseerde het geschut tot vier kalibers; de hele, de halve, de kwart en de achtste kartouw. Het aantal stukken werd flink uitgebreid door een gieterij te openen voor staatsgeschut in Den Haag.
Op 15 maart 1590 werden de eerste twee vuurmonden afgeleverd. Dit is dan ook “het geboortejaar” van de artillerie. Tijdens de tachtigjarige oorlog werden de eerste officieren in functie benoemd, het betrof hier generaals der artillerie. Deze generaals hadden het voor het zeggen over de manschappen die werden ingehuurd, in deze tijd bestond het leger nog niet uit vast personeel.

1793 Oprichting Korps Rijdende Artillerie

Op 21 februari 1793 heeft Prins Willem V twee brigades Rijdende Artillerie opgericht. Elk van deze brigades bestond uit twee compagnieën met in totaal 32 vuurmonden. Het Korps Rijdende Artillerie (KRA) diende als ondersteuning voor de cavalerie met als voorwaarde dat deze artillerie brigade snel verplaatsbaar was.

Herinnering

Het Korps Rijdende Artillerie is sinds april 1793 volledig operationeel. Ondanks het feit dat het tehuis van de Rijders in Arnhem, de Willemskazerne, in de oorlog een ruïne werd en het Korps in mei 1946 werd opgeheven bij Koninklijk besluit, bleef de band met en de herinnering aan de Gele Rijders bestaan.
In 1950 werd zelfs een deel van het Arnhemse Willemsplein omgedoopt in Gele Rijdersplein en verscheen er een prachtig standbeeld van een rijder te paard.

Verhuisd

Eveneens bij Koninklijk besluit werd in 1962 het Korps wederom opgericht.
In februari 1964 kreeg het Korps, het resultaat van een opgericht uniformcomité met als voorzitter de heer D. Rooseboom, weer zijn nieuw (50) ceremonieel tenue. In 1999 zijn de Gele Rijders verhuisd naar de Tonnetkazerne in ’t Harde.

Standbeeld

Het is gemaakt door de Arnhemse kunstenaar Gijs Jacobs van den Hof.
Geheel toepasselijk heet het beeld ‘De Gele Rijder’, stelt het een trompetterende Gele Rijder in vol ornaat voor en is het te vinden op het Gele Rijdersplein in Arnhem.

Een eer

Vanaf september 1963 tot november 1964 diende ik bij de 11e afdeling Rijdende Artillerie de “Gele Rijders” in de Oranjekazerne te Arnhem. Het was in die tijd een eer om bij de Rijders te mogen dienen en ik was er dan ook bijzonder trots op, de kwartiermuts met de gele kwast te mogen dragen.

Tekst en foto’s: Hans Rijnbende 
Bewerking: Peter Jacobs

 

Foto 1: Koning Willem-II

Foto 2: Gele Rijders op het Willemsplein

Foto 3: Gele Rijders op de Arnhemse heide

Foto 4: Gele Rijders op mars

Foto 5: Prins Maurits van Nassau

Foto 6: Rijders in mei 1964 marcherend voor de Sabelspoort, tweede van rechts is de schrijver Hans Rijnbende

Foto 7: Hans Rijnbende in 2008 bij het standbeeld De Gele Rijder in Arnhem